Groepsverzekering levert tot 2,25 procent op in 2018

Ondanks de lage rente en het slechte beursjaar haalden groepsverzekeringen vorig jaar opnieuw ruim de wettelijke minimumrente van 1,75 procent.

Meer dan 3 miljoen Belgen sparen via hun werkgever voor een aanvullend pensioen. Iets meer dan de helft van de werkgevers besteedt het beheer van de pensioengelden uit aan een pensioenfonds, de andere helft doet dat via een verzekeraar in de vorm van een groepsverzekering.

Uit een rondvraag van de redactie blijkt dat de nettorendementen van de groepsverzekeringen (tak21) in 2018 voor recente stortingen tussen 1,75 en 2,25 procent uitkwamen (zie tabel). Het nettorendement vormt de som van de gegarandeerde rente en de winstdeelname. Onder meer AXA en Generali maken hun rendement pas in juni bekend.

‘Alle verbintenissen die we in het verleden zijn aangegaan, zijn perfect afgedekt.’

De rendementen zijn verrassend omdat de marktrentes ook in 2018 op historisch lage niveaus bleven. De rente op tienjarige Belgische overheidsobligaties, die rijkelijk aanwezig zijn in de portefeuilles van verzekeraars, bleef het hele jaar ver onder 1 procent. Ook de aandelenmarkten kenden een tegenvallend 2018 met een verlies van meer dan 10 procent op de Europese beurzen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De marktleider AG Insurance biedt voor 2018 een nettorendement van 2,25 procent. ‘Onze tak21-producten beleggen voor 80 procent in veilige en kwaliteitsvolle obligaties, maar we verschaffen ook rechtstreekse leningen aan infrastructuurprojecten. Verder investeren we behalve in aandelen vooral in vastgoed’, luidt het.

De verzekeraar verwijst ook naar een specifieke techniek die hij toepast voor groepsverzekeringen. ‘Alle verbintenissen die we in het verleden zijn aangegaan, zijn perfect afgedekt. De termijnen en rendementen van de beleggingen zijn zo afgestemd dat ze onze pensioenuitgaven voor de komende 30 tot 40 jaar dekken.’

Ook Federale verwijst naar vastgoed. ‘Ongeveer 6 procent van de portefeuille bestaat uit vastgoed, en die posities leverden in 2018 een dubbelcijferige return op. Bovendien lag het rendement op het obligatiegedeelte (71 procent van de portefeuille) boven 2 procent. Aandelen namen slechts 4 procent van de portefeuille in, en een gedeelte werd zelfs ingedekt tegen een beursdaling’, zegt de portefeuillebeheerder Stijn Elebaut.

Dat de rendementen bij alle verzekeraars boven 1,75 procent uitkomen, is psychologisch belangrijk, want het voorkomt dat werkgevers mogelijk opgezadeld worden met een pensioenfactuur. De Wet op Aanvullende Pensioenen verplicht werkgevers om over de looptijd van het pensioencontract jaarlijks gemiddeld 1,75 procent rendement te bieden op de aanvullende pensioenen van hun werknemers. Halen de groepsverzekeringen dat rendement niet, dan moet de werkgever het verschil bijpassen. Het wettelijke minimumrendement wordt niet jaarlijks afgetoetst, maar alleen aan het einde van het contract.

Winstdeelname

Enkele jaren geleden lag de wettelijke minimumrente nog op 3,25 procent voor werkgeversbijdragen en op 3,75 procent voor werknemersbijdragen. In 2015 besliste de regering door de lage marktrentes dat minimumrendement te verlagen tot een niveau dat in lijn ligt met de Belgische langetermijnrente. Wel zijn bepaalde minima en maxima ingebouwd: de werkgevers moeten minstens 1,75 procent garanderen – het niveau vandaag – en maximaal 3,75 procent.

Dat verzekeraars die wettelijke minimumrente tot nu jaarlijks zijn nagekomen, heeft veel met de winstdeelname te maken. Die winstdeelname komt boven op de gegarandeerde rente die verzekeraars bieden, en is afhankelijk van de prestaties op de financiële markten. De gegarandeerde rentes voor nieuwe stortingen liggen vandaag tussen 0,50 en 0,75 procent, zodat de winstdeelname in 2018 op 1,25 tot 1,50 procent uitkwam. Let wel, stortingen die in het verleden aan een gegarandeerde rente van 3,25 procent gebeurden, leverden in 2018 die gegarandeerde rente op, maar de winstdeelname voor die stortingen in 2018 was 0.

Pensioenfondsen

Bij pensioenfondsen is het verhaal anders. Door het slechte beursklimaat verloren zulke fondsen vorig jaar gemiddeld 3,2 procent, het slechtste jaar sinds 2008. Pensioenfondsen bieden geen gegarandeerde rentes, en nemen doorgaans iets meer risico, waardoor hun rendementen volatieler zijn. Maar op lange termijn plukken ze ook de vruchten van dat hogere risico. De fondsen haalden de voorbije 35 jaar een gemiddeld rendement van 6,5 procent per jaar. Na inflatie is dat 4,4 procent.

Steeds meer verzekeraars bieden de mogelijkheid om de opbouw van het aanvullend pensioen niet met een tak21-product, maar met een tak23-product te doen. Dat is een levensverzekering gekoppeld aan een fonds(en). AG Insurance biedt bijvoorbeeld het Rainbow Green Fonds aan, dat voor de helft in aandelen investeert en voor de helft in obligaties. Het haalde in 2018 een negatieve return van 7,7 procent, maar boekte over de jongste tien jaar een gemiddelde jaarreturn van 6,1 procent.

Bron : Tijd/Netto

Terug naar overzicht